Herman Hollerith (1860-1929)

Herman Hollerith geldt als de vader van de moderne machinale gegevensverwerking. Zijn ponskaartenmachine lag aan het begin van het informatietijdperk. Ponskaarten, die normaal dienden om weefgetouwen aan te drijven, werden door Hollerith als geheugen gebruikt.

"doe-het-yourselfer" uit passie

Herman Hollerith werd op 29 februari 1860 in Buffalo, New York als zoon van een Duitse immigrant geboren. Tijdens zijn jeugd toonde hij reeds interesse voor techniek. Zijn ingenieurstudies waren zeer belangrijk om zijn drang tot uitvinden in de praktijk om te zetten. De vakoriëntatie was voor hem van ondergeschikt belang. Hij studeerde met succes aan een mijnbouwschool af.

De ponskart als revolutionair opslag media

Het idee van een elektrisch tel- en sorteersysteem ontwikkelde hij in 1880 bij het Amerikaanse volkstellingbureau, waar hij de problemen van overheidsstatistiek leerde kennen. Hollerith vond het zijn plicht als uitvinder en ingenieur een machine te construeren, waarmee beschikbare gegevens sneller verwerkt konden worden. Tegen 1885 was hij klaar met de constructe van zijn eerste ponskaartenmachine. Hollerith werd pas echt beroemd, toen hij in 1889 zijn uitvinding op de wereldtentoonstelling in Parijs voorstelde.

In 1890 werden tijdens de elfde volkstelling 43 Hollerithmachines ingezet. Het zou drie jaar duren om de gegevens op 62 miljoen ponskaarten te verwerken.

Dit succes bracht Hollerith ertoe de "Tabulating Machine Company" op te richten. Hoewel de vraag naar automatische gegevensverwerking groeide, ondernam hij weinig initiatief om de verkoop te doen stijgen. Hollerith zou zich zijn hele leven lang meer uitvinder dan ondernemer voelen. De oplossing van een technisch probleem was voor hem belangrijker dan het financiële succes van zijn uitvindingen.

Zijn eigenzinnige karakter en opvliegendheid zorgden er stilaan voor dat de firma onbestuurbaar werd. In 1911 verkocht hij ze aan de "Computer Tabulating Recording Company", die vanaf 1924 IBM zou gaan heten. Hij diende de firma nog enkele jaren als raadgever en trok zich daarna voorgoed in het privé-leven terug.