De uitvinding van de computer

De computer heeft niet één, maar meerdere uitvinders. De ideeën van vele Duitse, Engels en Amerikaanse wetenschappers en ingenieurs werden tijdens de jaren '30 en '40 onafhankelijk van elkaar in de bouw van functionerende machines omgezet.

Konrad Zuse

In Duitsland begon de bouwkundig ingenieur Konrad Zuse in 1936 met de bouw van een volledig mechanisch, door ponsstroken aangedreven rekenautomaat, de Z1. Een verdere, op relaistechniek gebaseerde rekenautomaat werd in mei 1941 voltooid. De Z3 was de eerste goed functionerende, vrij programmeerbare en programmagestuurde rekenautomaat.

In de VS vonden gelijktijdig meerdere soortgelijke ontwikkelingen plaats, zoals de programmagestuurde, automatische relaiscomputer Mark I, die Howard H. Aiken vanaf 1939 bij IBM bouwde.

ENIAC

Doorslaggevend voor de ontwikkeling van de computer was de ENIAC. Deze door John Mauchly en John Presper aan de "Moore School of Electrical Engineering" van de universiteit van Pennsylvania gebouwde vacuümbuizencomputer werd in 1946 voltooid.

Nog tijdens de bouw van de ENIAC ontwikkelde de wiskundige John von Neumann het idee van een universele computer. Het concept van de computer was geboren. De door hem uitgedachte logische opbouw van de machine wordt vandaag de dag de "von-Neumann-architectuur "genoemd. De eerste volgens dit concept gebouwde computers werden niet in Amerika, maar in Engeland geproduceerd. Op 21 juni 1948 voltooide Frederic C. Williams aan de universiteit van Manchester het prototype van de Manchester Mark I.